maandag 18 mei 2009

Hoe is de berichtgeving van de media over de multiculturele samenleving?

In de maanden januari en februari heb ik naast dat ik heb gecoördineerd in het Nieuwsbedrijf ook deelgenomen aan de leereenheid Onderzoek. Ik hoopte hiermee ideeën op te doen voor het reflectieverslag dat ik nog moest gaan schrijven. Ook hoopte ik met het project te kunnen laten zien dat ik complexe, journalistieke onderwerpen aan kan en dat ik hierop kan reflecteren.

Tijdens de leereenheid Onderzoek, onder begeleiding van Malou Willemars en Cindy van Summeren, kregen we een stelling opgelegd. De stelling luidde: wanneer de multiculturele samenleving in het nieuws komt is dit vrijwel altijd negatief of in verband met criminaliteit, gebrekkige integratie en andere problemen. Huub Evers heeft deze stelling geformuleerd en hiermee het gedachtegoed van dhr. Wasif Shadid, hoogleraar interculturele communicatie, weergegeven. Wij moesten tijdens de twee maanden durende leereenheid onderzoeken of deze stelling klopt of niet.

Voordat we aan dat onderzoek konden beginnen, moesten we een aantal selectiecriteria opstellen. Als eerst moesten we bepalen wat wij verstonden onder de multiculturele samenleving. We namen alle berichten/items mee als het ging om migrantengroepen (Turken, Marokkanen, Polen) in Nederland of als het ging om de religies die verwant zijn aan de migrantengroepen, vluchtelingen (Irakezen, Afghanen) en voormalige Nederlandse koloniën (Surinamers, Antillianen). Ook moesten we deelvragen bedenken. De vier deelvragen waar we een antwoord op zouden zoeken luidden:
1. Wat is er uit eerdere onderzoeken al bekend over de berichtgeving van de Nederlandse media over de multiculturele samenleving?
2. Hoeveel aandacht is er in de Nederlandse nieuwsmedia voor de multiculturele samenleving?
3. Op welke wijze wordt er bericht in de Nederlandse media over de multiculturele samenleving?
4. Welke verklaring geven journalisten voor hun benadering van de berichtgeving over de multiculturele samenleving?

Voor de beantwoording van de eerste deelvraag moesten we een literatuuronderzoek doen. Nadat Susanne en Nicole, medewerkers van de mediatheek, ons verschillende zoekmethodes hebben laten zien (zoals Picarta, HBO kennisbank en Google) gingen we zelf aan de slag met het opstellen van een literatuurlijst. We hebben verder de literatuur niet uitvoerig doorgenomen, maar alvast wel een lijst met relevante literatuur opgesteld.


Om een antwoord te kunnen geven op de tweede en de derde deelvraag moesten we een inhoudsanalyse doen. Daarvoor hebben we verschillende media geselecteerd zoals landelijke bladen, regionale bladen, opiniebladen en televisiejournaals. Ik moest het NOS Journaal analyseren voor de periode 15 december t/m 31 december. We moesten tijdens het analyseren bepalen of een nieuwsfeit positief, negatief of neutraal was en of er een oordeel wordt gegeven over een persoon of een groep (die onder de groepen valt die ik hierboven heb genoemd). Dit was allemaal niet zo eenvoudig omdat er vaak onduidelijkheid bestond over de selectiecriteria. De antwoorden op de verschillende vragen over de berichten hebben we geordend in het programma SPSS. Erg handig en overzichtelijk. Je kunt de resultaten in een oogopslag bekijken en verschillende aspecten aan elkaar linken.


Nadat we de uitkomsten van de inhoudsanalyse bij elkaar hadden gezet, konden we concluderen dat 38,8 procent van de nieuwsfeiten negatief was, 31,4 procent positief en 24,4 procent neutraal. De oordelen over een persoon of groep waren overwegend negatief en de journalist was de grootste bron van die oordelen. De meest voorkomende groep in de nieuwsfeiten waren Marokkaanse jongeren. Het meest negatieve feit ging over criminaliteit. Het meest positieve feit ging over integratie/acceptatie. Uit het SPSS-bestand bleek dat Elsevier van alle media het meest berichtte over de multiculturele samenleving, maar ook het meest negatief. Het Parool berichtte volgens onze inhoudsanalyse het meest positief.

We moesten echter tijdens de reflectie wel enkele kanttekeningen bij de inhoudsanalyse plaatsen. Ten eerste hebben we geanalyseerd voor de periode december-januari, wat een vrij korte periode is om antwoord te geven op de deelvragen. Het zou beter geweest zijn als we een paar maanden langer konden analyseren (maar dit kon niet i.v.m. met de tijd die we hadden voor de leereenheid). Ten tweede hebben we bij de journaals alleen naar nieuwsitems gekeken, terwijl we bij de kranten en de tijdschriften ook reportages, opiniestukken en achtergrondverhalen hebben geanalyseerd. Verder was er onduidelijkheid over het onderverdelen van de nieuwsfeiten in positief, negatief en neutraal. Wat voor de een negatief was, was voor de ander neutraal. Daarnaast hebben we niet alle bevolkingsgroepen onder de loep genomen en zijn we dus niet compleet genoeg geweest in onze analyse.


Om de vierde en tevens de laatste deelvraag te beantwoorden, moesten we journalisten uit het beroepsveld interviewen. Ik heb zelf geen journalist geïnterviewd omdat ik voor mijn eigen reflectie Hans Laroes zou interviewen, maar hier kom ik op terug als ik reflecteer op mijn eigen reflectieverslag. Uiteindelijk zijn er zes journalisten geïnterviewd: Koen Wieriks (De Gelderlander), Deborah Jongejan (AD), Rene Burger (Het Stadsblad), Patricia de Ryck (BN/DeStem), Wierd Duk (Elsevier) en Jody van den Tillaart (Eindhovens Dagblad). Vragen die werden gesteld, waren onder andere 'Hoe zou u de multiculturele samenleving beschrijven?', 'Hoe vindt u dat uw eigen medium omgaat met de onderwerpen uit de multiculturele samenleving?' en 'Wat vindt u van de stelling?'.

De interviews zijn vervolgens geanalyseerd met behulp van het programma Atlas.ti. Met dit programma kun je heel makkelijk de aspecten die je belangrijk vindt analyseren. We hebben aan de hand van de interviews conclusies kunnen trekken. Zo werd er gezegd dat allochtonen over het algemeen weinig contact opnemen met de media en minder snel behoefte hebben om hun verhaal te doen. Andersom werd er gezegd dat er vanuit redacties weinig contact wordt gezocht met allochtonen. Ook gaven twee interviewkandidaten aan dat de redacties voornamelijk uit autochtonen bestonden.

Ook kwam er door de interviews naar voren dat de multiculturele samenleving meer in grote steden leeft en dat het merendeel het eens was met de stelling. De interviewkandidaten stelden dat er over het algemeen negatief bericht wordt over de multiculturele samenleving, maar dat ze dat betreuren en zien dat er steeds meer verandering in komt. Ook hebben we tijdens het reflecteren een aantal kanttekeningen bij de interviews geplaatst. Zo vonden we dat er te veel journalisten van lokale media zijn geïnterviewd en dat zij veelal de multiculturele samenleving niet in hun portefeuille hadden. Hierdoor vonden wij de resultaten van de interviews niet erg representatief.


Om terug te komen op de stelling 'wanneer de multiculturele samenleving in het nieuws komt, is dit vrijwel altijd negatief of in verband met criminaliteit, gebrekkige integratie en andere problemen'. We hebben deze stelling met ons onderzoek(je) noch bevestigd noch ontkracht. Al was de conclusie dat er meer negatieve nieuwsfeiten waren. Toch vonden wij het verschil tussen negatieve en positieve nieuwsfeiten niet echt groot. Verder konden we stellen dat criminaliteit inderdaad vaak negatief in het nieuws komt, maar gebrekkige integratie weer niet.

Als laatst hebben we aanbevelingen gedaan voor een vervolgonderzoek. Er zou een onderzoek gedaan kunnen worden naar het mediagebruik van allochtonen, de samenstelling van de redacties, de toon van de berichtgeving in de nieuwsmedia en het contact tussen media en culturen.


Ik kan iedereen die van plan is om een onderzoek te doen of een reflectieverslag te schrijven aanraden om deze leereenheid te volgen. Hierdoor leer je de verschillende aspecten die aan bod komen tijdens het onderzoek. Zo leer je bijvoorbeeld verschillende zoekmethodes om informatie bij elkaar te zoeken, op een juiste manier verwijzen naar literatuur en bronnen en een centrale vraag en deelvragen te formuleren. Ook oefen je met competentie 8: reflecteren op complexe, journalistieke onderwerpen. Dankzij deze leereenheid ben ik op ideeën gekomen om mijn eigen reflectieverslag te schrijven. Ook heb ik er twee lieve begeleiders (Malou en Cindy) aan overgehouden die mij hebben begeleid met mijn eigen reflectieverslag. Daar kun je straks meer over lezen. Kortom een heel nuttige en leerzame leereenheid om te volgen!!

zondag 17 mei 2009

Maak nu de omslag!


Sinds september volg ik op de donderdagavonden de deeltijd minor bedrijfsjournalistiek. Samen met vijf andere studenten hebben wij een bedrijfsblad gemaakt, dat de naam Omslag heeft gekregen. Nadat veel mogelijke namen de revue hebben gepasseerd, hebben we unaniem voor deze naam gekozen omdat het doorlopende thema van het blad crossmedia en digitalisering van de bedrijfsjournalistiek is. Er moest volgens ons een omslag gemaakt worden in de bedrijfsjournalistiek van traditionele communicatiemiddelen naar digitalisering en crossmedia.

Voordat we een tastbaar blad in onze handen hadden, ging er veel werk aan vooraf. Eerst moesten we een branche-analyse doen naar de bedrijfstak bedrijfsjournalistiek. Daarna moesten we de ijkpersoon bepalen. Dat was 32-jarige Bart Lodewijk die freelance bedrijfsjournalist is. De doelgroep van ons blad was dan ook de freelance bedrijfsjournalisten. Verder moesten we een bladformule maken, verschillende onderwerpen en invalshoeken bedenken en de lay-out bepalen. Dit alles kostte veel tijd. Dit was voor ons alle vijf ook de eerste keer dat we een blad maakten.

We hadden weinig tijd, omdat we toen we in september begonnen met de minor een heel ander blad zouden maken; namelijk voor bezoekers van het Customer Media Congres in Haarlem, eind november 2008. Een week voor het congres bleek dat we daar niet heen konden. Er was namelijk niks geregeld en we waren teleurgesteld. We moesten bijna geheel opnieuw beginnen met het maken van een blad. Dit keer voor de Grand Prix Bedrijfsbladen in mei.

Ik heb (naast andere artikelen) het hoofdartikel van het blad geschreven, waarin ik moest uitleggen wat crossmedia nou eigenlijk betekent. Dit was niet zo makkelijk omdat er geen eenduidige definitie van crossmedia is en het verschillend wordt geïnterpreteerd. Uiteindelijk is het toch een mooi artikel geworden, waar ik best tevreden over ben. Verder hebben we zowel de foto’s als de vormgeving zelf gedaan.

Ondanks dat we weinig ervaring hadden met het maken van een blad, hebben we uiteindelijk een mooi blad afgeleverd dat een professionele uitstraling heeft. We hebben ons blad ook op school gepresenteerd voor de nominatie voor de drie beste bladen (van de zeven) die naar de Grand Prix mochten. Ons blad behoorde tot een van die drie bladen die tijdens de Grand Prix zou meedingen voor de Zilveren Pluis.

Tijdens de Grand Prix, waar ik persoonlijk niet aanwezig kon zijn, hebben drie mensen uit onze groep het blad gepresenteerd. Helaas hebben we de Zilveren Pluis niet kunnen binnenslepen. Maar we zijn toch blij dat we in een korte tijd een mooi blad hebben gemaakt. We hopen dat bedrijfsjournalisten door de tips, methodes en informatie die wij hebben gegeven in ons blad de omslag naar digitaal en crossmedia kunnen maken!!!

Nu ons blad af is, staat het tweede gedeelte van de minor weer voor de deur. Dat verwacht ook veel inspanning van ons. We zijn er al mee begonnen, maar daarover schrijf ik in een later stadium als we al enigszins wat afgemaakt hebben.

To be continued!

maandag 11 mei 2009

Freelancen voor een multi-culti maandblad

Zaman Nederland is een Turks/Nederlands maandblad dat elke maand een thema behandeld. Het is een zogenoemd multi-culti blad. Ik freelance sinds 2006 voor dit blad. Elke maand schrijf ik een of meerdere artikelen aan de hand van het thema. Daarbij moet ik zelf onderwerpen aandragen en interviewkandidaten regelen. Ook fotografeer ik veelal zelf voor het blad. Het thema was bijvoorbeeld een keer segregatie in onderwijs en huisvesting. Toen heb ik bekeken in hoeverre dit het geval is in Tilburg. Daarvoor heb ik de directrice van een 'zwarte' school, Nederlandse en allochtone ouders in een 'zwarte' buurt en gemeentewoordvoerder Brugt Groenevelt geïnterviewd. Dat leverde een goed artikel op.

Ik freelance voor Zaman Nederland, omdat ik zo mijn schrijfvaardigheid verder kan ontwikkelen. Doordat ik steeds voor dit blad schrijf, is ook mijn taalvaardigheid verbeterd. En ook al heb ik voor de richting televisie gekozen, schrijven vind ik nog steeds leuk. Ik heb ook het ideaal om ooit een boek te schrijven, maar dat duurt nog wel even :)

Een van de andere redenen waarom ik voor Zaman Nederland schrijf, is dat er veel multiculturele onderwerpen in worden behandeld. En ik heb gemerkt dat dat onder mijn interessegebied valt. Ook de producten die ik op school maak, hebben meestal een multicultureel thema/onderwerp. We hebben op school ook een kwestie interculturaliteit gevolgd en dat vond ik hartstikke leuk. Ik ben later ook zeker van plan om te werken bij een multicultureel programma, omroep, etc.

Zaman Nederland heeft ook een site waar je het maandblad digitaal kan lezen. Momenteel zijn ze echter bezig om een nieuw concept te bedenken voor het maandblad. Maar de artikelen die op de site zijn geplaatst kun je lezen via www.zamannederland.nl.

zondag 10 mei 2009

Ger Leeft!

Ik heb zes weken gecoördineerd in het nieuwsbedrijf onder de pijler leeft samen met twee andere coördinatoren (Betty en Gertjan). Onder Ger Leeft vielen alle onderwerpen die in de maatschappij leefden. De harde nieuwsfeiten dus. Mijn taken als coördinator waren onder andere: leiden van de vergadering, begeleiden en aansturen van de tweedejaars, nakijken en feedback geven op de producten die zij maken.

In eerste instantie keek ik hier een beetje tegenop, omdat ik voor het eerst zou coördineren en een vergadering zou leiden. Ik wist ook niet goed hoe de houding van de tweedejaars studenten zouden zijn t.o.v. de coördinatoren. Wel kregen we te horen dat het de vorige coördinatoren goed was afgegaan. Ik was dus benieuwd en zou er in ieder geval helemaal voor gaan.

Wat mij opviel tijdens de vergaderingen was dat de studenten zich niet goed genoeg hadden voorbereid voor de redactievergadering. Het leek er meer op dat ze ‘s ochtends snel even wat onderwerpen hadden opgeschreven, zonder zich er echt in te verdiepen. Als ik doorvroeg naar het onderwerp, kreeg ik vaak te horen dat ze het nog niet helemaal wisten of het artikel maar voor de helft hadden doorgelezen. Hierdoor werd het moeilijker om een twist aan de onderwerpen te geven oftewel het onderwerp te vertalen naar de doelgroep. Zo hadden we wel een lange lijst met onderwerpen, maar konden we het nog niet vertalen naar Ger of naar een bepaald medium. Daarom zijn we in de eerste week ook met zijn drieën (de coördinatoren) rond de tafel gaan zitten en hebben we besloten dat het beter is dat de tweedejaars een paar onderwerpen opnoemen die ze echt hebben uitgedacht, dan een waslijst met onderwerpen waar ze alleen de kop of de eerste zin van hebben gelezen.

Tijdens de middagvergadering waarin we de stand van zaken bespraken, heb ik dit vervolgens aan hen medegedeeld. Ook hebben we het belang van de voorbereiding op de vergadering met hen besproken. De periode in het nieuwsbedrijf was voor hen de perfecte mogelijkheid om zich te kunnen voorbereiden op hun stage. Ook tijdens de stage is het essentieel dat je het nieuws bijhoudt en je inbreng hebt bij de ochtendvergaderingen. Bij sommige studenten zagen we een redelijke verbetering. Ze noemden hun onderwerp en vertelden erachteraan wat ze met het onderwerp zouden willen doen. Voor anderen bleef een twist aan een onderwerp geven moeilijk. Dan schakelde ik de hulp van de groep in en bedachten we samen hoe we een draai aan het onderwerp konden geven. Met vragen als: hoe zou je dit willen vertalen naar de doelgroep, welke draai zou je aan dit onderwerp kunnen geven en is het relevant voor de doelgroep, heb ik (hebben wij) geprobeerd om de studenten aan te sturen om toch na te moeten denken over hun onderwerp. Hierdoor werden de vergaderingen gaandeweg wel een stuk effectiever en korter. De tweedejaars konden hierdoor ook sneller aan de slag.

Ook heb ik ze soms tijdens de vergadering de ruimte gegeven om op elkaars ideeën te reageren of elkaar te helpen als diegene die het onderwerp aandraagt er geen twist aan weet te geven. En samen kwamen ze er vaak wel uit. Je moet er wel voor zorgen dat het geen oneindige discussies worden en op tijd ingrijpen. Ook is het belangrijk dat je alles duidelijk op het bord schrijft en je collega de gekozen onderwerpen notuleert en die na de vergadering doorstuurt naar alle studenten. Zo kunnen ze achteraf niet zeggen dat ze niet wisten wat ze moesten doen. Achteraf gezien vond ik dat het leiden van de vergadering me wel goed is afgegaan en ik had er niet echt tegenop hoeven te kijken.

Als de studenten na de vergadering aan het werk gaan, is het belangrijk dat je als coördinator in de gaten houdt of ze de in de vergadering gemaakte afspraken ook echt nakomen. Hiervoor heb ik regelmatig een rondje op de redactie gelopen en gekeken waar de studenten mee bezig waren. Soms duurde het bijvoorbeeld erg lang voordat we het eerste bericht op internet konden plaatsen, terwijl de site actueel moest blijven. Dan sprak ik de internetstudenten aan en zei ik dat ze er vaart achter moesten zetten. Soms moet je ze gewoon op de hielen zitten. Ook heb ik erop gelet of ze daadwerkelijk bellen voor een quote en heb ik ze gestimuleerd dat ze durven te bellen. Sommige studenten waren namelijk een beetje gemakzuchtig en namen liever quotes over van andere berichten dan zelf te bellen. Dit kunnen ze op hun stage ook niet maken, dus heb ik bij elk bericht dat ik heb nagekeken ook gecheckt of de quotes door de student zelf is gehaald. Zo niet, dan stuurde ik het bericht terug en zorgde ik er alsnog voor dat ze gingen bellen.

Ook vond ik het als coördinator belangrijk dat ze makkelijk naar me toe konden stappen als ze ergens moeite mee hadden. Dit heb ik diverse keren tegen ze gezegd en ik ben persoonlijk naar studenten gegaan waar ik van zag dat ze er even niet uitkwamen. In de loop van de tijd heb ik ook gezien dat ze steeds meer om hulp of feedback vroegen. Tijdens het nakijken van hun producten viel het mij op dat ze nog vaak schreven in de vorm van een persbericht. De schrijfstijl was vaak erg formeel. Vaak heb ik dan het bericht teruggestuurd met het commentaar dat ze het losser moeten opschrijven of met een pakkende zin moeten beginnen. Een tip die ik ze meegaf was: hoe zou je het vertellen tegen je vriend of vriendin? Ik heb geprobeerd ze de ruimte te geven om hiermee te oefenen. Soms werden de berichten hier wel beter door. Maar als ik zag of als de student zelf aangaf dat ze er moeite mee had, dan ging ik samen met haar/hem naar het bericht kijken. Ik heb diverse keren naast een student gezeten en samen gekeken hoe we het bericht losser op kunnen schrijven of er een Ger’se draai aan kunnen geven. Soms moet je gewoon even een duwtje in de rug geven.

Ook heb ik geprobeerd om op een leuke en stimulerende manier feedback te geven. Dus niet alleen de ‘fouten’ opsommen, maar ook de dingen die wel goed zijn aangeven. Dit had een goed effect op de meeste studenten. Ze proberen dan in de volgende berichten/verhalen die ze schrijven rekening te houden met de vorige feedback die ze van je hebben gehad. Het was ook niet zo dat ik iedere keer naast een student heb gezeten voor feedback.

In het begin wist ik nog niet zo goed hoe de houding van de tweedejaars t.o.v. ons zou zijn. Maar ik had zeker wel het gevoel dat mijn feedback serieus werd genomen. Ik heb gemerkt dat de tweedejaars studenten echt dingen van me aannamen. Ze pasten hun producten aan d.m.v. mijn feedback. Ik vond dat ik mijn verhaal goed neer kon zetten bij de studenten. Tijdens het coördineren heb ik ook gemerkt hoeveel ik heb geleerd sinds mijn tweede jaar. Ik kan me nog herinneren dat ik in het tweede jaar ook van de formele persberichtachtige schrijfwijze moest afkomen. Vooral tijdens mijn stage heb ik hiermee kunnen oefenen. En de feedback/tips die ik toen heb gekregen, heb ik weer door kunnen geven aan de tweedejaarsstudenten van nu.

En natuurlijk had ik ook mijn zwakke kanten. Ik had bijvoorbeeld moeite met streng overkomen en soms is dat misschien wel goed. Dit kwam doordat ik zelf ook een student ben en ik die fase die de tweedejaarsstudenten nu hebben ook heb doorlopen. Verder kon ik me in de vergaderingen misschien iets kritischer opstellen. Ik had in het begin wel het gevoel dat ik een beetje onzeker overkwam. Dit kwam mede doordat ik de groep niet kende en niet wist hoe hun houding t.o.v. mij zou zijn. Maar in de loop van de tijd ging dit wel een stuk beter.

Kortom, het was voor mij de eerste keer dat ik heb gecoördineerd en ondanks dat ik er in het begin een beetje tegenop keek is het me toch goed afgegaan. Ik heb inmiddels van Michel Simons mijn beoordeling over deze periode gekregen. Hij heeft mij beloond met een GOED. Dat is een mooie afsluiting van mijn coördinatorschap bij Ger. Hiermee zijn ook de competentie 7: evalueren en competentie 9: werken in een teamverband en of redactie weer binnen! En dat is mooi meegnomen :)

donderdag 7 mei 2009

Heb jij een ideetje?

Ik heb aan het begin van het jaar deelgenomen aan de leereenheid de Ideeënfabriek. Zoals de naam doet vermoeden, moesten we in een aantal lessen zoveel mogelijk ideeën verzinnen. Malou leerde ons hierbij handige tips en methodes waarmee je originele en uitvoerbare invalshoeken kon bedenken bij een onderwerp. Ik heb hieraan meegedaan omdat het in de journalistiek heel belangrijk is om creatieve invalshoeken te kunnen bedenken. Dat maakt je productie veel beter. Ook wil ik met deze leereenheid aantonen dat ik de competentie kiezen beheers.

Als eerste opdracht moesten we tien onderwerpen bedenken met daarbij een kernvraag. Dat ging op zich niet zo moeilijk. Maar toen kregen we tijdens de les te horen dat we die tien onderwerpen in een paar uur moesten uitbreiden tot honderd. Dat was een ander verhaal en er was dus werk aan de winkel!!

Door in tijdschriften te bladeren en om me heen te kijken, probeerde ik aan zoveel mogelijk onderwerpen te komen. Daarna stelde ik mijzelf de vraag: wat zou ik over dit onderwerp willen weten. Ook leerde Malou ons om niet meteen over een idee te oordelen. Als je alsmaar zou denken 'dit is een slecht idee' of 'dit vinden de docenten nooit goed' kom je nooit verder. Zij gaf ons ook de opdracht om elk idee dat ons binnenschoot op te schrijven. En het is moeilijk om dat kritische stemmetje in je hoofd uit te zetten dat meteen oordeelt of iets een goed of slecht idee is. Maar dankzij de hulp en tips van Malou, had ik aan het einde van de les al heel wat ideeën verzonnen, maar het lukte me toch niet om aan honderd te komen. Daarom kregen we tot de volgende les de tijd om de ideeën aan te vullen tot honderd. Ik merkte dat ik een week lang alles observeerde wat ik zag. Dit om zo aan de onderwerpen te komen met een vraag (invalshoek).


Tijdens de tweede les kregen we uitleg over de COCD-box (zie foto hierboven), een schema dat is bedacht door de Belgische organisatie Centrum voor de Ontwikkeling van het Creatief Denken. De COCD-box bestaat uit vier gebieden waarin je je ideeën moet indelen; vernieuwend en haalbaar (rood), vernieuwend en niet haalbaar (geel), niet vernieuwend en haalbaar (blauw), niet vernieuwend en niet haalbaar (wit). Een idee was niet haalbaar als je er zelf geen productie over zou kunnen maken. Voorbeelden van een vraag die ik in de categorie niet vernieuwend en niet haalbaar had staan: Wie zijn de ouders van baby Willem Oosterhout? Een aantal vragen die bij niet vernieuwend en haalbaar stonden: Waarom komt comazuipen veelal bij jongeren voor? Waarom werken er zo weinig allochtone journalisten in de media? Heeft camjo-journalistiek een toekomst?

Toen ik alle ideeën had onderverdeeld in de vier categorieën, bleek dat ik aardig veel ideeën bij de categorie vernieuwend en haalbaar had staan en weinig ideeën bij vernieuwend en niet haalbaar. Dat gaf dus aan dat ik relevante invalshoeken kan bedenken die uitvoerbaar zijn voor een productie.

In de laatste les kregen we als opdracht om ons te verplaatsen in een superheld en te bedenken hoe hij/zij een onderwerp zou aanpakken. We kregen als onderwerp de verkiezingen van de Verenigde Staten. Mijn superheld was Barack Obama, en ik nam aan dat hij het onderwerp aan zou pakken via een emotionele en persoonlijke invalshoek. Een voorbeeld van een vraag die ik aan de hand daarvan heb gemaakt is: Wat zullen de eerste woorden zijn van Obama als hij de eerste zwarte Amerikaanse president wordt? Een andere methode was de persoonlijke analogie. Je moest je hierbij inleven in het onderwerp. Hoe zou jij reageren als jij het onderwerp was? Deze methode werkte voor mij helemaal niet. Om een onderwerp te bekijken vanuit de ogen van het onderwerp was eerlijk gezegd niet makkelijk voor mij.

Kortom, het volgen van de leereenheid Ideeënfabriek was heel nuttig voor mij. Door de handige tips en methodes die we van Malou hebben geleerd, heb ik me ontwikkeld in het bedenken van originele en uitvoerbare invalshoeken. Ik zou iedereen aanraden deze leereenheid te volgen. De tips en de methodes die je er leert, kun je als journalist de rest van je leven toepassen.

woensdag 6 mei 2009

Gezellig, landelijk en moderne huis- en tuintypes















Via school heb ik samen met Anne drie portretten van vrouwen gemaakt voor Intratuin. Alle drie de vrouwen staan symbool voor een ander tuin- en huistype: geel (gezellig, zie foto & video 1), groen (landelijk, zie foto & video 2) en blauw (modern, zie foto & video 3). De interviewkandidaten en het format waren al bepaald door de opdrachtgever. Ook zou er iemand tijdens het filmen meegaan om te interviewen. Het was onze taak om de drie vrouwen te filmen, de interviewer aan te sturen en uiteindelijk alles te monteren tot drie reportages van ongeveer vijf minuten.

De invalshoek van de drie portretten was om vanuit de consument te kijken naar tuin, sfeer en assortiment. De reportages zouden uiteindelijk getoond worden tijdens een presentatie voor filiaalmanagers van Intratuin. De opdrachtgever had het idee om de vrouwen op drie verschillende plaatsen te filmen: in huis, in de tuin en tijdens het shoppen bij Intratuin. De vrouwen kregen allemaal dezelfde vragen voorgelegd over hun smaak en stijl. Ondanks dat wij de vrouwen niet zelf hebben geïnterviewd, hebben we zowel de interviewer als de interviewkandidaten goed aangestuurd. De interviewer gaf ook aan dat ze niet zo veel ervaring had met vragen stellen en de microfoon. Daarom hebben we de interviewer geholpen met het formuleren van vragen en het gebruik van de microfoon. Ook hebben we aangegeven dat de antwoorden kort en bondig moesten zijn en de vraag in het antwoord terug moest komen (om zo de vragen eventueel in de montage weg te kunnen laten).
















Ondanks dat deze productie van weinig journalistieke aard is en er vooraf al veel dingen bepaald waren door de opdrachtgever, ben ik van mening dat ik hiermee wel bepaalde competenties kan aantonen. Zo heb ik samen met Anne de interviewer en de interviewkandidaten aangestuurd. Ik heb er ook rekening mee gehouden dat de dingen die de interviewkandidaten aangaven tijdens het gesprek ook werden opgenomen. Zo heb ik mijn filmvaardigheid kunnen verbeteren. Bij alle drie de vrouwen moesten soortgelijke beelden gemaakt worden, bijvoorbeeld shots van het huis en de tuin en dat de vrouwen in Intratuin vertellen wat ze wel en niet leuk vinden. We moesten een persoonlijke sfeer van de interviewkandidaten neerzetten. Ook heb ik met deze productie mijn creativiteit verder ontwikkeld en meer oog gekregen voor detail. Ook qua belichting zijn de beelden van betere kwaliteit ten opzichte van mijn voorgaande productie.















Nadat de opnames klaar waren, was het tijd voor de montage. Omdat we niet hadden gespot en geen scenario hadden, ging het selecteren en ordenen van de beelden aan het begin een beetje moeizaam. Maar ondanks dat we alleen een format als richtlijn hadden, hebben Anne en ik een structuur bedacht, waardoor het selecteren en monteren veel soepeler ging. Ook hebben we bij deze productie de montage grotendeels zelf gedaan. Nadat we de montage zowat afhadden, heeft Cees in ons bijzijn de eindredactie gedaan. Hij heeft de beelden en het geluid gecheckt. Ook heeft hij er nog wat effecten toegevoegd. Door de effecten en het gebruik van rechtenvrije muziek werden het leuke en vlotte filmpjes.

Toen de portretten klaar waren, zijn deze opgestuurd naar de interviewer en heeft zij ze bekeken. Ze was positief over de filmpjes, maar er moesten nog enkele dingen verbeterd worden (voornamelijk overgangen en covershots). Na de hermontage hebben we de filmpjes weer naar de interviewer gestuurd en kregen we als reactie dat het er erg goed uitzag. Ik ben uiteindelijk tevreden met het resultaat. Vooral qua film- en montagevaardigheid heb ik er erg veel van geleerd. Verder kon ik de competentie selecteren uit een grote hoeveelheid materiaal verder ontwikkelen. Tijdens mijn tweede stage bij Omroep Brabant had ik al aan deze competentie gewerkt en dat heeft zeker veel bijgedragen aan deze productie. De productie voor Intratuin was uiteindelijk een mooie gelegenheid om voor een externe opdrachtgever te werken en mijn competenties als selecteren, ordenen, kiezen, verwerken verder te ontwikkelen.